Mogelijke gevolgen van o.a. prikkels & overprikkeling.
Mentaal: 1. Erg gespannen, veel stress. 2. Onrust, chaos in je hoofd. 3. Labiel en wisselend van stemming. 4. Erg moe, nergens energie voor, niets meer kunnen. 5. Dichte mist in je hoofd. 6. Niet kunnen relativeren, alles of niets. 7. Gedachte niet los kunnen laten. 8. Alles tegelijk denken. 9. Geen overzicht hebben , ondergesneeuwd. 10. Niet meer kunnen kiezen , nergens aan toe komen. 11. Niet kunnen focussen. 12. Drukte van mensen of iets anders aankunnen. 13. Alleen nog star regeltjes volgen. 14. Niet meer kunnen nadenken. 15. Taal niet meer goed kunnen volgen. 16. Niet meer goed kunnen praten en reageren. 17. Geheugen werkt niet goed meer. |
Lichamelijk:
1. Veel spanningen in je lijf en spieren.
2. Versnelde en/of oppervlakkige ademhaling.
3. Buikpijn, maag en darmklachten, krampen.
4. Erg koud hebben of juist te warm hebben.
5. Gespannen kaken.
6. Pijn op allerlei plekken.
7. Problemen hebben met bewegen, onhandig worden.
8. Strak gezicht.
9. Hoofdpijn.
10. Transpireren.
11. Trillen, bibberen.
12. Hyperventileren.
13. Overgeven.
14. Opgetrokken schouders.
15. Koorts krijgen, ziek worden.
Slaap:
1. Onrustig, slecht slapen.
2. Moeilijk slapen.
3. Heel naar wakker worden.
4. Vaak wakker worden.
5. Nachtmerries.
Gevoel:
1. Angst, paniekerig.
2. Depressief.
3. Je zelf kwijt zijn, vervreemd dissociatie.
4. Nergens meer zin in kunnen hebben.
5. Niks willen.
6. Uitgeput.
7. Erg emotioneel
8. Niet aangeraakt willen worden.
9. Obsessief.
10. Alleen nog maar willen slapen.
11. Huilbuien zonder duidelijke redenen
Zintuigen:
1. Overgevoelig voor licht.
2. Vlekken zien , vaag en onscherp zien.
3. Last hebben met zien van reflecties.
4. Pijnlijke ogen hebben.
5. Geluid slecht kunnen verdragen.
6. Pijn aan de oren.
7. Niet tegen geuren/luchtjes kunnen.
8. Geen eetlust of dorst, niets smaakt meer.
9. Kleding voelt niet goed: te strak, te los, kriebelt.
10. Lijf gevoelig voor contact.
11. Onzeker gevoel voor evenwicht.
Gedrag:
1. Moeite met zelf beheersing.
2. Snel geïrriteerd.
3. Verstarren, traag worden , dicht klappen.
4. Andere niet aan kunnen kijken.
5. Dwang matig bewegen.
6. Driftig, woede uitbarstingen.
7. Andere mijden, je terug trekken.
8. Meer stimmen. fladderen, op en neer springen.
9. Niet meer ergens mee kunnen stoppen.
10. Overenthousiast , hyper.
11. Van je af willen slaan als iemand je aanraakt.
12. Onhandig en houterig worden in de bewegingen.
Al met al zijn dit genoeg redenen om te proberen prikkels en overprikkeling zoveel mogelijk te voor komen. Prikkels en overprikkeling is niet onschuldig.
En dat is dus de reden van mijn aanpassingen in het bedrijf.